Aristoteles benadrukt dat mensen, als sociale dieren, door vriendschap het ware geluk kunnen bereiken. Hij stelt dat vriendschap wederzijds is en alleen volledig tot stand komt in relaties die morele waarden delen.
In zijn boek The Nicomachean Ethics benadrukt Aristoteles vriendschap (philia) als een essentieel element van het menselijk leven. Hij definieert vriendschap als een diepe relatie die verder gaat dan louter intimiteit of genegenheid en gebaseerd is op goede wil en oprecht begrip. Volgens Aristoteles speelt vriendschap een sleutelrol bij het helpen van mensen om een gelukkig en bevredigend leven te leiden. Dit komt omdat we, als sociale dieren, onze zin van het bestaan vinden en het ware geluk nastreven in onze relaties met anderen. Daarom zag hij vriendschap niet alleen als een optie, maar als een belangrijke deugd die onze menselijkheid compleet maakt.
Wil vriendschap kunnen bestaan, dan is er meer nodig dan alleen een relatie tussen mensen; het vereist interactie. Aristoteles stelt dat het object van vriendschap geen levenloos object kan zijn, omdat levenloze objecten geen emoties of wil hebben en daarom geen goede wil of vriendschap kunnen vormen. Bovendien, als de ander niet op jouw goede wil reageert, is er slechts sprake van een eenzijdige relatie. Zo’n eenzijdige relatie is geen vriendschap, maar louter goede wil, en echte vriendschap kan, zegt Aristoteles, alleen blijven bestaan als deze wederkerig is.
Vriendschap kan, afhankelijk van zijn vorm, in drie soorten worden verdeeld. De eerste is vriendschap voor gewin, de tweede is vriendschap voor plezier, en de derde is vriendschap uit goede wil. Vriendschap voor winst wordt vaak gezien in zakelijke of politieke relaties. In deze relaties is het doel om iets uit de ander te halen, dus de nadruk ligt op de voordelen die uit de ander kunnen worden gehaald in plaats van op de essentie ervan. Op dezelfde manier geven hedonistische vriendschappen prioriteit aan het plezier om met iemand samen te zijn, in plaats van aan hun intrinsieke waarde. Net zoals je van een humoristische vriend houdt, niet vanwege zijn persoonlijkheid, maar omdat hij leuk is om mee om te gaan. Aristoteles waarschuwt dat dit soort vriendschap voor gewin en plezier tijdelijk is en gemakkelijk kan verdwijnen als de omstandigheden veranderen.
Maar echte vriendschap, of perfecte vriendschap, kan alleen tot stand komen tussen goede mensen. Aristoteles noemt dit soort vriendschap 'op deugden gebaseerde vriendschap', en komt voort uit relaties waarin iedereen oprecht het goede voor de ander verlangt. Ze zoeken niet alleen maar voordeel of plezier; ze respecteren het karakter en de deugd van de ander, wat op zichzelf de vriendschap in stand houdt. Dit soort vriendschap kan lange tijd zonder verandering worden volgehouden, en dit is mogelijk als beide partijen goede wil en morele waarden delen.
Bovendien stelt Aristoteles dat perfecte vriendschap zelfs in ongelijke relaties kan bestaan. Er kan vriendschap tot stand komen tussen een vader en een zoon, een meester en een discipel, of zelfs tussen een superieure groep en een inferieure groep. Deze relaties zijn gebaseerd op wederzijds respect en overweging, wat de aard van vriendschap verdiept. In een relatie waarin een vader van zijn zoon houdt en de zoon zijn vader respecteert, kan er bijvoorbeeld echte vriendschap ontstaan ondanks hun verschillende posities.
Tenslotte benadrukt Aristoteles dat vriendschap ook noodzakelijk is voor de zelfvoorzienende persoon. Hoewel een zelfvoorzienend persoon iemand is die het vermogen heeft zichzelf tevreden te stellen zonder hulp van buitenaf, benadrukt Aristoteles dat mensen sociale dieren zijn en een dieper geluk ervaren in sociale relaties dan in eenzaamheid. Dit komt omdat we van nature aangetrokken zijn om contact te maken met anderen, en het is in deze verbindingen dat we ons bestaan kunnen verrijken. Uiteindelijk is vriendschap voor Aristoteles een belangrijke deugd die onlosmakelijk verbonden is met het menselijk leven, en daardoor kunnen we echt geluk bereiken.