In een tijd waarin technologische vooruitgang met gemengde gevoelens van angst en opwinding wordt geconfronteerd, onderzoekt dit boek of AI slechts een hulpmiddel zal blijven of iets zal worden dat de mensheid te boven gaat, en benadrukt het de noodzaak om ons voor te bereiden op de toekomst ervan.
Het is niet overdreven om te zeggen dat de 21e eeuw gedomineerd is door het trefwoord ‘AI’. Waar zijn zoveel mensen zo enthousiast over en kunnen ze niet wachten om het op elk gebied te gebruiken? Dankzij de snelle technologische vooruitgang is kunstmatige intelligentie niet langer een fictie uit de laboratoria of films van wetenschappers, maar een realiteit die we gemakkelijk in ons dagelijks leven tegen kunnen komen. De stemherkenning van onze smartphones, het automatisch aanvullen van zoekmachines en zelfs de aanbevelingsalgoritmen van sociale media zijn allemaal producten van AI.
Maar laten we eerst duidelijk zijn over wat kunstmatige intelligentie is. Het relatief recente AlphaGo-incident en het feit dat Watson op het punt staat ziekenhuizen in Korea binnen te gaan, hebben zeker de publieke belangstelling gewekt. Het beeld van kunstmatige intelligentie dat via de media bij het publiek wordt ingeprent, is echter enigszins onorthodox. Soms behandelen ze AI zelf als een bewuste levensvorm en als een ‘Big Brother’ die op het punt staat de macht over te nemen. Kijk je naar je rekenmachine thuis en voel je een gevoel van angst als je denkt: "Hoe voert hij zulke complexe berekeningen uit in minder dan een seconde?"
Laten we even nadenken over wat AI is. Laten we eerst stoppen met denken aan robots en sciencefictionfilms als we het woord 'kunstmatige intelligentie' horen. We hebben het over iets veel breders. Het is een hulpmiddel dat al in je leven aanwezig is, en je gebruikt het waarschijnlijk, of je het nu beseft of niet. Kunstmatige intelligentie wordt breed gedefinieerd als het vermogen om gegevens te analyseren, patronen te vinden en op basis daarvan voorspellingen of beslissingen te maken. Als gevolg hiervan worden veel taken uitgevoerd met behulp van AI om snellere en nauwkeurigere resultaten te krijgen.
John McCarthy, die de term voor het eerst bedacht in 1956, klaagde altijd. “Zodra er iets met kunstmatige intelligentie werd geïmplementeerd, noemde niemand het meer kunstmatig.” Tegenwoordig is kunstmatige intelligentie veel relevanter voor ons leven dan ooit tevoren. Daarom is het belangrijk om te erkennen dat het al iets waardevols en nuttigs is, en om er niet langer over na te denken.
Laten we teruggaan naar het “Big Brother”-verhaal. In de roman 1984 van George Orwell houdt een enorme structurele kracht, Big Brother genaamd, het publiek in bedwang en houdt het in de gaten via teleschermen. In de moderne tijd projecteert het publiek dit beeld van toezicht en terughoudendheid op AI. Met andere woorden, AI wordt zo geavanceerd dat het de menselijke intelligentie overtreft en iets wordt dat boven Homo sapiens staat. Hoewel dit misschien een vage angst voor onbekende technologie is, is de belangrijke vraag die in dit worstcasescenario ontbreekt: “Waarom zou AI boven ons willen staan?” Het is niet onwaarschijnlijk dat er een motief is. We bewegen als het licht blauw is en stoppen als het rood is, maar niemand denkt dat ze worden “geregeerd” door een verkeerslicht. Verkeerslichten zijn slechts een antwoord op de vraag hoe we op rationele wijze de orde in de samenleving kunnen handhaven. Dit komt omdat de systemen die de complexe transportnetwerken van grote steden beheren het domein zijn van de ‘intelligentie’, die rationele keuzes probeert te maken, en niet het domein van het ‘bewustzijn’, dat vol verlangens en emoties is.
In feite is deze dichotomie tussen intelligentie en bewustzijn niet perfect en kan op elk moment worden doorbroken. Maar laten we omwille van de eenvoud het menselijk denken verdelen in intelligentie en bewustzijn. Kunstmatige intelligentie probeert de mens te overtreffen op dit gebied van ‘intelligentie’. Ze hebben geen bewustzijn en, zoals we al eerder zeiden, ze verschillen niet van rekenmachines. Onlangs zijn kunstmatige neurale netwerken die het menselijk brein nabootsen de steunpilaar van AI geworden. Het brein dat ze nabootsen is echter in de eerste plaats de neocortex, het meest recent ontwikkelde deel van de hersenen in de menselijke geschiedenis en verantwoordelijk voor rationeel denken, geavanceerde berekeningen en leren. Het is het rijk van schijnbare intelligentie. Het rijk van het ‘bewustzijn’ is daarentegen nog steeds een mysterie. Dus wat kunnen mensen met bewustzijn doen dat technologische imitatie zo onhandig is?
Beroepen die momenteel als zeer deskundig worden beschouwd, kunnen voor AI slechts ondergeschikte arbeid worden, en het hele systeem van banen kan instorten. Aan de andere kant is de wereld voortdurend in beweging, dus het is mogelijk dat er politieke krachten zijn die de willekeurige ontwikkeling van AI kunnen voorkomen. In één scenario zal de rekenkracht van AI exponentieel groeien naarmate de technologie vordert, en zullen er mensen op verschillende terreinen zijn die hiervan zullen profiteren. Hoogstwaarschijnlijk zullen zij degenen zijn die weten hoe ze het goed moeten gebruiken en er voordeel uit kunnen halen. Uiteindelijk zullen de haves en have-nots gescheiden worden door hun vermogen om AI te gebruiken, en de barrières voor deze polarisatie zullen groter zijn dan voorheen. Naarmate de technologie geavanceerder wordt en mensen zich de ‘intelligentie’-component van de AI die ze gebruiken volledig eigen kunnen maken, zullen ze hun intelligente lichamen gaan upgraden, en uiteindelijk zal het transhumanisme vaste voet krijgen.
Dit scenario zou kunnen worden afgedaan als science fiction. De realiteit is echter dat we een tijd naderen waarin de grenzen tussen mens en machine vervagen, en we moeten nadenken over de sociale en ethische kwesties die zich kunnen voordoen. We moeten ons voorbereiden op de veranderingen die de technologische vooruitgang met zich mee zal brengen en dienovereenkomstig nieuwe normen en instellingen opbouwen.
Dus, wat wil ik benadrukken? Niemand doet mee aan een hardloopwedstrijd met een auto. Het gaat er niet om sneller te zijn dan de auto, het gaat erom wat je doet met de snelheid van de auto. Hetzelfde geldt voor AI. We hebben het niet over een kunstmatig 'bewustzijn', dus we moeten het als een instrument behandelen en in ons voordeel gebruiken. In de toekomst zullen accountants waarschijnlijk hun baan verliezen aan AI. Maar hoe zit het met accountants die weten hoe ze AI moeten gebruiken? Zijn ze hun baan kwijtgeraakt of zijn ze getransformeerd naar een ander beroep in combinatie met AI? De kracht van Big Brother wordt ontketend via AI, maar we moeten ons concentreren op wie erachter zit. Nogmaals: AI is niet iets om mee te concurreren, het is iets om te gebruiken.
Om te overleven in het AI-tijdperk moeten we uiteindelijk het vermogen ontwikkelen om machines te begrijpen en te gebruiken. Naarmate de technologie vordert, zal de rol van de mens creatiever worden en zich richten op het oplossen van complexe problemen. Dit betekent niet alleen AI als hulpmiddel, maar als een krachtige partner die ons denken en onze mogelijkheden vergroot. Hoe we kunnen groeien met AI zal een belangrijke uitdaging zijn voor toekomstige samenlevingen.