Beardsley stelt dat het esthetische object van een kunstwerk niet kan worden gedefinieerd door de subjectieve houding van de kijker, maar gebaseerd moet zijn op de objectieve eigenschappen van het werk zelf. Via het principe van onderscheid en het principe van waarneembaarheid benadrukt hij de intrinsieke kwaliteiten van een kunstwerk, met uitsluiting van de intenties en fysieke aspecten van de kunstenaar.
Beardsley stelt dat esthetische objecten die eigenschappen van een kunstwerk zijn die op de juiste manier kunnen worden gewaardeerd en bekritiseerd. Hij neemt het objectivistische standpunt in dat esthetische objecten niet kunnen worden gedefinieerd door de subjectieve houding van de kijker, maar alleen kunnen worden gedefinieerd op basis van de eigenschappen van het kunstwerk zelf. Zijn voornaamste interesse is het analyseren van de unieke kenmerken en eigenschappen van kunstwerken en onderzoeken hoe deze de ervaring van de kijker beïnvloeden. Als zodanig gebruikt hij het beginsel van onderscheid en het beginsel van waarneembaarheid om van esthetische objecten die dingen in een kunstwerk uit te sluiten die geen esthetische objecten kunnen zijn.
Met zijn eerste onderscheidingsbeginsel verzet Beardsley zich tegen de opvatting dat de intentie van de kunstenaar het esthetische object van een kunstwerk is. Hij stelt dat de eigenschappen van een kunstwerk onlosmakelijk met het kunstwerk verbonden moeten zijn om een esthetisch object te kunnen zijn. Om de essentiële kwaliteiten van een kunstwerk op de kijker over te brengen, moeten ze inherent zijn aan het werk zelf. Daarom zegt hij dat de intentie van de kunstenaar, die verschilt van het kunstwerk, geen attribuut van het kunstwerk kan zijn en moet worden uitgesloten van het esthetische object. Zelfs als een kunstenaar bijvoorbeeld een bepaalde sociale boodschap wil overbrengen, kan het werk niet als een esthetisch object worden beschouwd als die boodschap niet rechtstreeks tot uiting komt in de visuele of auditieve eigenschappen van het werk.
Het beginsel van waarneembaarheid stelt dat bepaalde kenmerken van een kunstwerk direct waarneembaar moeten zijn, wil het een esthetisch object zijn. Beardsley zegt dat dingen die helemaal niet waarneembaar zijn of niet direct kunnen worden waargenomen in de ervaring van een kunstwerk fysieke aspecten worden genoemd en als esthetische objecten moeten worden uitgesloten. Als we bijvoorbeeld over een schilderij zeggen: 'Dit schilderij heeft verfrissende kleuren en een vloeiend gevoel van beweging', maken we een statement over een esthetisch object dat direct kan worden waargenomen door naar het schilderij te kijken. Maar als we zeggen: ‘Dit schilderij is gemaakt van olieverf’ of ‘Dit schilderij is gemaakt in 1892’, beschrijven we een fysiek aspect van het schilderij dat niet direct kan worden waargenomen door ernaar te kijken.
Door deze principes te synthetiseren, identificeerde Beardsley welke van de kenmerken van een kunstwerk objectief kunnen worden waargenomen en verwoordde hij het argument dat bij het interpreteren van de betekenis van een kunstwerk als een esthetisch object alleen objectieve kenmerken kunnen worden gebruikt die onlosmakelijk verbonden zijn met het kunstwerk. moet worden overwogen. Dit perspectief biedt een belangrijke theoretische basis voor het idee dat esthetische evaluatie de subjectieve interpretatie van de kijker moet uitsluiten, en dat evaluatie gebaseerd moet zijn op de inherente eigenschappen van het kunstwerk zelf. Deze aanpak kan bijdragen aan consistentie in de kritiek en waardering van kunstwerken, en aan het creëren van meer universele en objectieve evaluatiecriteria.
Beardsley's theorie is ook van invloed geweest op het herdefiniëren van het raamwerk van hedendaagse kunstkritiek en -waardering. Zijn vasthoudendheid om na te denken over de aard van een kunstwerk en wat centraal zou moeten staan in de ervaring van het kijken ernaar, heeft zowel kunstenaars, critici als kijkers een belangrijke gelegenheid tot reflectie geboden. Hij benadrukte de noodzaak om verder te gaan dan het oppervlakkige en fysieke, naar een dieper, meer intrinsiek onderzoek naar het begrijpen en evalueren van de innerlijke kwaliteiten van een kunstwerk.
Uiteindelijk is Beardsley's bespreking van het esthetische object een belangrijke leidraad voor iedereen die op zoek is naar de intrinsieke waarde en betekenis van kunst, en blijft zijn objectivistische houding een essentieel criterium voor het beoordelen van de werkelijke waarde van een kunstwerk. Dit theoretische raamwerk kan ook helpen onze waardering voor kunst en haar vele uitdrukkingsvormen te verbreden.