Sinds de moderne tijd hebben westerse filosofen geprobeerd de causaliteit te beperken tot relaties tussen fysieke acties. Hume wees erop dat causaliteit zelf niet direct kan worden waargenomen. Dit is waar de procestheorie van Newman in beeld komt, die het oorzakelijk verband verklaart via het spatiotemporele traject van een object. Deze theorie maakt onderscheid tussen causale en niet-causale processen, maar heeft beperkingen bij het verklaren van niet-fysieke aspecten zoals normen en geesten.
Met de opkomst van het wetenschappelijke wereldbeeld hebben westerse filosofen sinds de moderne tijd de neiging om causaliteit te beperken tot relaties tussen fysieke acties. Het probleem is dat, zoals Hume opmerkte, causaliteit zelf niet direct waarneembaar is. We kunnen alleen de gebeurtenissen waarnemen die oorzaak en gevolg zijn. Bijvoorbeeld: ‘De rivier bevroor vanwege de kou.’ Dit is geen verklaring van een direct waargenomen natuurkundig feit. Dit leidde tot twijfels onder filosofen over de vraag of causaliteit een wetenschappelijk concept is.
Een poging om causaliteit te begrijpen in termen van een wetenschappelijk wereldbeeld is de procestheorie van Newman. Deze theorie probeert causaliteit uit te leggen als een proces, in plaats van eenvoudigweg als een opeenvolging van gebeurtenissen tussen twee gebeurtenissen. In de procestheorie wordt causaliteit begrepen via het spatiotemporele traject van een object. Wanneer je een honkbal gooit, beweegt de schaduw van de bal op de grond mee. De schaduw bewoog omdat de bal bewoog, niet omdat de schaduw zelf bewoog en van positie veranderde.
De procestheorie verklaart dit verschil als volgt. Een proces is het spatiotemporele traject van een object. Een honkbal tijdens de vlucht, evenals een bal die op de grond rust, bevindt zich op een spatiotemporeel traject omdat de tijd verstrijkt. De toestand van de bal in rust is ook een proces. Niet alle processen zijn echter causaal. Sommige processen ontmoeten een ander proces op een bepaald punt in ruimte en tijd, dat wil zeggen: ze kruisen elkaar. Als de kruising een signatuur introduceert, een veranderde fysieke eigenschap van het object, dan is het proces dat die signatuur naar alle volgende punten kan overbrengen het causale proces.
Laten we bijvoorbeeld zeggen dat een banaan van punt A naar punt B reist. Proces 1 is het proces van reizen van punt A naar punt B. Proces 2, waarbij een hap uit de banaan wordt genomen op een punt halverwege tussen A en B, kruist met proces 1. Deze kruispuntmarkering is geïntroduceerd in proces 1 en deze markering kan worden overgedragen naar B. Met andere woorden, de banaan kan verder reizen naar B zonder de beet te verliezen. Daarom is proces 1 een causaal proces. De beweging van de banaan is de oorzaak van het effect dat de banaan zich op B bevindt.
Aan de andere kant, stel dat de schaduw van de banaan op het scherm wordt geworpen. Het proces waarbij de schaduw van de banaan van punt a′ naar punt b′ op het scherm beweegt, wordt proces 3 genoemd. Na de kruising van proces 1 en proces 2 verandert ook de schaduw op het scherm. Maar stel dat proces 4 kruist met proces 3, waarbij een hobbelig stuk piepschuim wordt bevestigd aan een punt op het schermoppervlak tussen a′ en b′. Wanneer de schaduw dat punt overlapt, wordt de labelvervorming geïntroduceerd in proces 3, maar wanneer de schaduw door dat punt gaat, keert de schaduw terug naar zijn oorspronkelijke vorm en blijft het piepschuim hetzelfde. Op deze manier kan proces 3 niet het label dragen dat is geïntroduceerd door de kruising met een ander proces.
Een beperking van de procestheorie is dat zij moeite heeft met het verklaren van aspecten buiten de fysieke wereld, zoals normen en de geest. Er is bijvoorbeeld een causaal verband tussen mijn overtreding van een sociale norm en het verdienen van straf, maar de procestheorie gaat hier niet goed mee om. Ondanks deze beperkingen kan de procestheorie een nuttig hulpmiddel zijn om de fysieke causaliteit te verklaren. Met name in wetenschappelijk onderzoek kan de analyse van causale processen bijdragen aan het begrijpen en voorspellen van complexe verschijnselen.
Procestheorie verrijkt ook filosofische discussies over de aard van causale relaties. Het verbreedt de horizon van het filosofisch onderzoek door af te stappen van de traditionele kijk op causale relaties als een simpele opeenvolging van gebeurtenissen naar een nieuw perspectief op de continuïteit van processen en de overdracht van verandering. Dit is niet alleen belangrijk voor wetenschappelijk onderzoek, maar ook voor filosofische discussies.
De vragen die de procestheorie oproept, blijven belangrijke gespreksonderwerpen voor hedendaagse filosofen. Verkenningen van de aard van causaliteit, de continuïteit van processen en veranderingen, en de reikwijdte en grenzen van causale verklaringen zijn belangrijke elementen die diepte toevoegen aan het filosofische denken. Ze gaan verder dan alleen een wetenschappelijke verklaring en kunnen de sleutel vormen tot een fundamenteel begrip van de menselijke ervaring en cognitie.