Inductie is een kennisverruimend proces dat nieuwe feiten toevoegt op basis van bestaande informatie en observationeel bewijsmateriaal, maar dat ook wordt geconfronteerd met logische grenzen en rechtvaardigingsproblemen. Deze cursus behandelt de debatten tussen Hume en Reichenbach, en de pogingen van moderne filosofen om de beperkingen van inductie te overwinnen door middel van de problemen van onbepaaldheid en waarschijnlijkheidstheorie.
Inductie is de term die in de moderne logica wordt gebruikt voor elke redenering die niet deductief is, dwz elke redenering waarin de premissen de conclusie duidelijk ondersteunen. Inductie is het uitbreiden van kennis, het toevoegen van nieuwe feiten op basis van bestaande informatie of observationeel bewijsmateriaal. Dit kenmerk heeft van inductie de methodologische basis gemaakt voor de ontwikkeling van de moderne wetenschap, maar leidt ook tot problemen die wijzen op haar eigen logische beperkingen.
Hoewel inductie sinds de tijd van Aristoteles centraal staat in filosofische discussies, werd het pas tijdens de Wetenschappelijke Revolutie van de 17e eeuw de methodologie van de moderne wetenschap. Francis Bacon ontwikkelde systematisch inductie en maakte dit tot de basis van wetenschappelijk onderzoek. Zijn methodologie, een proces waarbij algemene wetten worden afgeleid uit empirische observaties, is voor wetenschappers een belangrijk hulpmiddel geworden om natuurlijke verschijnselen te begrijpen en te verklaren. Bacons inductiemethode leverde echter nog steeds logische problemen op omdat deze berustte op empirisch bewijs.
Ten eerste zag Hume dat als inductie, die de toekomst voorspelt op basis van ervaringen uit het verleden, een gerechtvaardigde gevolgtrekking wil zijn, het de eenheid van de natuur moet aannemen, dat wil zeggen dat de toekomstige wereld dezelfde is als de wereld die we in het verleden hebben ervaren. . De eenheid van de natuur kan echter niet a priori worden gekend, maar alleen op basis van ervaring. Met andere woorden, de bewering dat ‘inductie een gerechtvaardigde gevolgtrekking is’ veronderstelt een andere kennis, ‘de natuur is unitair’, wat op zijn beurt een empirische kennis is die gerechtvaardigd moet worden door inductie, dus de rechtvaardiging van inductie valt in de circulaire logica. Dit is het probleem van rechtvaardiging door inductie. Hume's kritiek leidde tot een diep scepticisme over de fundamenten van de wetenschappelijke methodologie, en sindsdien is het een belangrijk gespreksonderwerp voor filosofen en wetenschappers.
Om inductie als wetenschapsmethode te verdedigen tegen het rechtvaardigingsprobleem, biedt Reichenbach een pragmatische oplossing voor het probleem. Reichenbach gaat ervan uit dat de natuur zowel kwantitatief als niet-kwantitatief kan zijn. Ten eerste, als de natuur kwantitatief is, oordeelt hij op basis van onze ervaringen tot nu toe dat inductie succesvoller is dan andere methoden, zoals astrologie of profetie. Als de natuur niet kwantitatief is, bevestigt de logische conclusie dat geen enkele methode er systematisch en consistent in kan slagen de toekomst te voorspellen, dat inductie op zijn minst niet slechter is dan andere methoden. Reichenbachs argument dat inductie de juiste keuze is in situaties waarin we niet weten of de natuur kwantitatief is of niet, kan worden gezien als een poging om het probleem van het rechtvaardigen van inductie op praktisch niveau op te lossen. Reichenbachs benadering gaat verder dan filosofisch scepticisme en legt de nadruk op praktische keuzes, wat bijdraagt aan de erkenning van het praktische nut van wetenschappelijk onderzoek.
Als een andere logische beperking van inductie wijzen sommige moderne filosofen op het probleem van onbepaaldheid. Dit probleem is dat we niet kunnen beslissen welke van verschillende hypothesen beter is, alleen op basis van observationeel bewijs. Als er bijvoorbeeld een paar punten worden gevonden, is de curve die door alle punten gaat onbeslisbaar, omdat er meerdere curven zijn. Hetzelfde geldt voor voorspellingen. Bij het voorspellen waar het volgende punt zal worden gevonden, kunt u niet bepalen waar het volgende punt zal verschijnen op basis van de punten die al zijn gevonden. Hoeveel punten we ook toevoegen als observationeel bewijs, het is nog steeds onmogelijk om vast te stellen dat de ene voorspelling beter is dan de andere. Dit probleem van onbepaaldheid benadrukt de onzekerheid van wetenschappelijke voorspellingen, en illustreert het tentatieve karakter van wetenschappelijke modellen en theorieën.
Maar zelfs met het probleem van onbepaaldheid erkennen de meeste moderne filosofen inductie als een wetenschappelijke methode. In plaats van te proberen het probleem van inductie rechtstreeks op te lossen, benadrukken ze het kenmerk van een open einde door waarschijnlijkheid te introduceren. Volgens hen kan de mate waarin het observationele bewijs een hypothese ondersteunt, of de mate van plausibiliteit tussen premissen en conclusie, worden uitgedrukt in termen van waarschijnlijkheid. Bovendien is het mogelijk om op probabilistische gronden te bepalen dat de ene hypothese beter is dan de andere, of dat de ene voorspelling beter is dan de andere. Dit soort probabilistische logica past goed bij onze dagelijkse intuïtie. Deze pogingen lossen het probleem van inductie niet fundamenteel op, maar laten wel zien dat inductie nog steeds zijn plaats als wetenschappelijke methode verdient.
In de moderne wetenschap wordt de stelling van Bayes ook gebruikt om de probabilistische rechtvaardiging van inductief redeneren te bespreken. De stelling van Bayes beschrijft hoe overtuigingen over een initiële hypothese worden bijgewerkt door nieuw bewijsmateriaal, en het dient als een belangrijk hulpmiddel voor inductief redeneren. De stelling van Bayes is een krachtig hulpmiddel voor wetenschappers om gegevens te analyseren en hypothesen te testen, en illustreert het inductieve karakter van de wetenschappelijke methode. Deze benadering kan worden gezien als een poging om het nut van inductief redeneren te maximaliseren en tegelijkertijd de beperkingen ervan te erkennen.
Concluderend blijft inductie, ondanks de logische beperkingen, een belangrijke methodologie in de moderne wetenschap. Dit komt omdat inductie een essentiële rol speelt in wetenschappelijk onderzoek, en wetenschappers de beperkingen van inductief redeneren hebben onderkend terwijl ze verschillende methodologische benaderingen hebben onderzocht om deze te overwinnen. De waarschijnlijkheidstheorie en de stelling van Bayes maken deel uit van deze inspanning en hebben bijgedragen aan het beter rechtvaardigen van inductief redeneren en het vergroten van de efficiëntie van wetenschappelijk onderzoek. Hoewel de rechtvaardiging van inductie en het probleem van de onbeslisbaarheid belangrijke onderwerpen van filosofische discussie blijven, boekt de moderne wetenschap vooruitgang bij het praktisch aanpakken van deze kwesties.