Bespreekt de invloed van erfelijkheid en omgeving op menselijk gedrag, waarbij de nadruk wordt gelegd op het feit dat natuur en opvoeding complementaire en geen tegengestelde krachten zijn. Leg uit dat genen veranderen door interactie met de omgeving, en dat menselijk gedrag het resultaat is van een combinatie van deze twee factoren.
Filosofen en wetenschappers vragen zich al lang af waar menselijk gedrag vandaan komt. Het debat over de vraag of menselijk gedrag wordt bepaald door genetica of door de omgeving woedt nog steeds en is nog lang niet beslecht. Dit debat wordt gewoonlijk omschreven als natuur versus opvoeding, of genetisch determinisme versus omgevingsdeterminisme.
Genetisch determinisme stelt dat menselijk gedrag door de natuur wordt bepaald. De meest fundamentele essentie van een organisme zijn de genen, en menselijk gedrag wordt er al door geprogrammeerd. Milieudeterminisme benadrukt daarentegen het belang van omgevingsinvloeden op menselijk gedrag. Het stelt dat de omgeving de persoonlijkheid van een persoon kan veranderen en dat het de omgeving is die een persoon omringt die zijn of haar cultuur vormgeeft. Geen van beide visies is momenteel echter immuun voor tegengestelde argumenten.
Te midden van dit hevige debat over natuur en opvoeding biedt Met Ridley's Nature and Nurture een nieuw perspectief dat verder gaat dan de twee tegenstellingen. Hij stelt dat natuur en opvoeding geen tegenpolen zijn, maar eerder complementair. Hij stelt dat natuur en opvoeding geen tegenpolen zijn, maar eerder complementair. Met Ridley doorbreekt het patroon en bekijkt het debat vanuit een geavanceerder en veelbelovender perspectief. In dit artikel concentreer ik me op de 'nurture-nature'-visie, die de interactie tussen nature en nurture beschrijft.
Voordat we beginnen, moeten we opnieuw bekijken wat we bedoelen met nature en nurture. Als de natuur verwijst naar de inherente eigenschappen van de vroege mens, begint die dan met onze DNA-sequentie, onze genen? De vraag waar de natuur begint leidt tot het cruciale debat over wat telt als mens, en daarom is de betekenis van het woord natuur onduidelijk. Hetzelfde geldt voor opvoeding. Nurture betekent voor een kind zorgen en het laten groeien. Je zou kunnen stellen dat de verzorging al in de baarmoeder kan beginnen, nog voordat het kind zelfs maar geboren is. Waar de verzorging begint, is ook niet te bepalen. Hoewel in het debat tot nu toe nature en nurture zijn voorgesteld als twee tegenpolen die overeenkomen met hun invloed op menselijk gedrag, zijn de betekenis en grenzen daartussen feitelijk onduidelijk. Als de betekenis van de twee onduidelijk is, kunnen zelfs de meningen erover vervagen. Voor de doeleinden van dit artikel gebruiken we de natuur als genen en opvoeding als al het andere.
Een gen is een deeltje dat een eigenschap produceert en de basiseenheid van genetische informatie is. Bij de geboorte erft een normale baby van elke ouder 23 chromosomen, die elk 20,000 tot 25,000 genen bevatten. Genen bepalen eigenschappen en drukken die eigenschappen uit. Ze worden gemaakt voordat onze organen op hun plaats zitten. Maar de omgeving komt tussenbeide in het proces van hoe de eigenschappen van die genen tot uitdrukking komen. Tijdens het proces van het maken van nieuwe cellen en het repliceren van genen brengt ons lichaam genen tot expressie die zich aanpassen aan de fysieke omgeving. Nog voordat onze organen zijn gemaakt, worden genen door de omgeving gewijzigd, gemaakt en vernietigd. Tijdens de daaropvolgende ontwikkeling absorbeert het lichaam altijd informatie uit de omgeving buiten het lichaam van de moeder, of uit de omgeving buiten het lichaam, en past het zijn gedrag aan en brengt dienovereenkomstig veranderingen aan. Daarom is het niet juist om te zeggen dat een gen zijn eigenschappen tot het einde toe in isolatie van de omgeving tot uitdrukking brengt. Dit betekent dat de natuur gevoelig is voor en sterk wordt beïnvloed door opvoeding.
Experimenten met kruisingen maken dit concreter. Homogeen gefokte ratten vertonen een consistent doolhofverkenningsgedrag bij alle soorten. Dit betekent dat genen hun gedrag bepalen. Bij kruising wordt de situatie echter anders geïnterpreteerd. Als bijvoorbeeld een rattenpup van soort A wordt gekruist met een rattenpup van soort B, en de rattenpup groeit en wordt geboren in de baarmoeder van een rattenmoeder van soort B, zal de rattenpup van soort A zich gedragen als de rattenpup van soort B die werd grootgebracht. De omgeving in de baarmoeder veranderde de aard van het nageslacht. Dit suggereert dat genen, en niet andersom, werden gevormd door het gedrag van de ouders in de omgeving.
Op dezelfde manier toonden de apenexperimenten van Harlow aan dat apen een aangeboren voorkeur hebben voor een bepaald soort moeder. Wanneer ze echter in een situatie van moederlijke deprivatie worden geplaatst, zijn ze niet in staat deze aard te vervullen. Een vrouwelijke aap die was grootgebracht met een moederpop die volledig uit draad was gemaakt, behandelde haar nakomelingen bijvoorbeeld net zo gevoelloos als een gigantische vlo toen ze later beviel. De vrouwelijke aap had een aangeboren voorkeur voor warme moeders, maar de kilheid van haar vroege leven was in haar ingeprent en ze zag zichzelf als een moeder van draad. Op deze manier veranderen onze omgeving en opvoeding onze natuur.
Niet al het menselijk gedrag kan aan de omgeving worden toegeschreven. Genen bepalen eigenschappen en vormen de basis van gedrag. De genen blijven echter niet onveranderd. De menselijke natuur blijft niet hetzelfde als in het begin, maar wordt beïnvloed door de omgeving. Daarom is het niet mogelijk om te kiezen tussen natuur en opvoeding. Nature en nurture sluiten elkaar niet uit, maar zijn complementair. De aard van alles is tegengesteld aan zijn omgeving en het is moeilijk om het los van zijn omgeving uit te leggen. Alles wordt gevormd door de omgeving.
Mensen hechten veel waarde aan onderwijs in hun leven. Dit komt omdat we onbewust het belang van opvoeding en milieu erkennen. Mensen kunnen op onvoorstelbare manieren worden veranderd door hun omgeving. Maar onderwijs gaat niet over het creëren van iets nieuws, het gaat over het oefenen en ontwikkelen van de circuits die al in onze natuur zitten. We kunnen genetica niet negeren. Genen zijn kleine, meedogenloze determinanten die ons voorspelbare genetische informatie vertellen. Maar genen bestaan niet in een vacuüm, ongevoelig voor externe commando's. Ze halen informatie uit de omgeving, reageren erop, veranderen en de genen die veranderen komen tot uiting.
Recent onderzoek heeft ook aangetoond dat genen kunnen worden gewijzigd door interacties met de omgeving. Bepaalde genvarianten komen bijvoorbeeld alleen tot expressie in stressvolle situaties, wat aantoont hoe de omgeving de expressie van genen kan reguleren. Dit suggereert dat nature en nurture niet onafhankelijk bestaan, maar nauw met elkaar verbonden zijn.
In deze context is het belangrijk om te begrijpen dat menselijk gedrag en ontwikkeling het resultaat zijn van een complexe interactie tussen genetica en de omgeving. Dit inzicht kan leiden tot effectievere benaderingen op verschillende gebieden, waaronder onderwijs, psychotherapie en sociaal beleid. Geïndividualiseerde onderwijsprogramma's kunnen bijvoorbeeld worden ontworpen om rekening te houden met zowel de genetica als de omgevingsfactoren van een leerling. Op dezelfde manier is het bij psychotherapie belangrijk om rekening te houden met zowel de genetische achtergrond van de patiënt als de huidige omgevingsstress.
Natuur en opvoeding zijn dus geen tegengestelde concepten, maar eerder complementaire elementen in het begrijpen van menselijk gedrag. Menselijk gedrag is het resultaat van een complexe interactie tussen genetische en omgevingsfactoren, en het begrijpen van deze complexe interactie zal leiden tot een uitgebreider en nauwkeuriger begrip van de mens.