Altruïstische en egoïstische mensen bestaan naast elkaar in de wereld. Vanuit evolutionair perspectief zouden egoïstische mensen een groter overlevingsvoordeel moeten hebben, maar in de echte wereld treffen we ook genoeg altruïstische mensen aan. Er bestaan verschillende hypothesen om dit te verklaren, met name de verwantenselectiehypothese, die stelt dat altruïstisch gedrag ontstaat voor genetisch voordeel. Bovendien moedigt de complexe structuur en cultuur van de menselijke samenleving altruïstisch gedrag aan, wat heeft bijgedragen aan de ontwikkeling en het voortbestaan van gemeenschappen.
Er zijn veel soorten mensen op de wereld, en je zult veel soorten mensen ontmoeten in je leven. Er zijn mensen die alles aan anderen geven, zoals de oudere man die zijn hele fortuin schenkt dat hij heeft verdiend door afval op te ruimen, terwijl anderen extreem egoïstisch zijn en zich niets aantrekken van de schade die ze anderen aandoen, zolang het maar voor hun eigen is. voordeel. Ook al zijn dit geen extreme voorbeelden, er zijn veel onbaatzuchtige en egoïstische mensen om ons heen. Soms voelt het goed om altruïstisch te zijn, maar vaak voelt het alsof je aan het verliezen bent. Of misschien voelt het niet alleen zo, maar doet het eigenlijk pijn.
Dus, net zoals giraffen met een korte nek in het nadeel zijn ten opzichte van giraffen met een lange nek, zo zijn vanuit evolutionair oogpunt de giraffen met de lange nek degenen die overblijven, dus natuurlijk zijn mensen met altruïstische persoonlijkheden in het nadeel. vergeleken met mensen met egoïstische persoonlijkheden, dus de meeste mensen die overblijven zouden egoïstisch moeten zijn. We kunnen echter zien dat er nogal wat mensen om ons heen zijn die altruïstisch zijn, zoals onze ouders. Dit roept de vraag op: hoe overleefden altruïstische mensen de concurrentie met egoïstische mensen? Wetenschappers hebben verschillende hypothesen bedacht om dit te verklaren.
Eén daarvan is de verwantschapsselectiehypothese. Deze hypothese heeft tot doel de bovenstaande vraag te verklaren en uit te leggen dat altruïstisch gedrag bij mensen wordt veroorzaakt door de egoïstische motivaties van individuele genen. Met andere woorden: wat op altruïstisch gedrag lijkt, is in werkelijkheid egoïstisch gedrag om de genen te verspreiden. De meest voorkomende voorbeelden van altruïstische persoonlijkheden die we om ons heen zien, zijn bijvoorbeeld onze ouders. Hun opofferende toewijding aan hun kinderen is niet puur altruïstisch, maar egoïstisch. Ouders kunnen hun genen via hun kinderen doorgeven aan toekomstige generaties, dus het is een egoïstische daad, ingegeven door genetisch eigenbelang.
Dit gedrag zie je niet alleen bij mensen, maar ook bij veel andere dieren. Ten eerste is er het altruïstische gedrag van het meerkat, dat in holen leeft en om beurten de wacht houdt. Wanneer er een roofdier in hun leefgebied verschijnt, riskeren ze hun eigen leven door een luid waarschuwingssignaal uit te zenden om de groep te helpen het gevaar het hoofd te bieden. Als ze egoïstisch was geweest, zou ze stil zijn geworden en zich eerst hebben verborgen. Dit gedrag geeft hen echter een betere kans om hun genen te verspreiden, wat kan worden verklaard door de verwantschapsselectiehypothese. Dit is niet het enige voorbeeld. Vampiervleermuizen, afkomstig uit Midden- en Zuid-Amerika, voeden zich met het bloed van zoogdieren, en soms zijn sommige vleermuizen niet succesvol in hun jacht en sterven ze van de honger. Hun mede-bloedzuigers braken vervolgens het bloed in hun maag uit om de uitgehongerde vleermuizen te voeden. Het leven van een honingbij in een kolonie is ook een leven van opoffering. Werkbijen, de vrouwtjes, hebben niet het vermogen om hun genen door te geven aan de volgende generatie, maar toch besteden ze hun hele leven aan het verzorgen van de door de koningin gelegde eieren en het doodsteken van indringers. Als ze steken, offeren ze zichzelf op voor het welzijn van hun kolonie, ondanks het feit dat al hun darmen samen met de angel naar buiten stromen. Bovendien krabben impala's, een Afrikaanse antilope, elkaars nek, en chimpanseesamenlevingen vertonen ander altruïstisch coöperatief gedrag, zoals het verzorgen van elkaars vacht, het delen van voedsel en het vormen van allianties om te helpen bij machtsstrijd.
De verwantschapsselectiehypothese is belangrijk omdat deze het idee weerlegt dat dieren zich op individueel niveau gedragen. Hoewel de hypothese op grond van het bovenstaande zeer overtuigend lijkt, zijn er veel dingen die niet worden verklaard. De verwantenselectiehypothese is bijvoorbeeld beperkt omdat deze geen verklaring biedt voor altruïstisch gedrag tussen mensen die geen familie van elkaar zijn. Om deze beperking van de verwantschapsselectiehypothese te overwinnen, zijn er verschillende hypothesen naar voren gekomen, waaronder de hypothese dat mensen altruïstische daden genereren door middel van communicatie, en de hypothese dat altruïstische daden keer op keer worden herhaald als mensen elkaar ontmoeten.
Bovendien zijn menselijke sociale structuren en culturen geëvolueerd om altruïstisch gedrag aan te moedigen. Samenlevingen gedijen op samenwerking en wederzijdse hulp, omdat altruïstisch gedrag bijdraagt aan het voortbestaan en de welvaart van de gemeenschap als geheel, en niet alleen van het individu. De wijdverbreidheid van liefdadigheid, vrijwilligerswerk en donaties in de moderne samenleving is een bewijs dat altruïstisch gedrag nog steeds wordt gewaardeerd. Dit gedrag is meer dan alleen genetische overlevingsstrategieën; ze zijn geworteld in de complexe interacties en culturele waarden van de menselijke samenleving.
Altruïstische mensen zijn dus meer dan alleen genetisch eigenbelang; ze zijn het resultaat van een combinatie van sociale, culturele en psychologische factoren. Ik hoop dat je even de tijd neemt om na te denken over hoe altruïstische mensen overleven ondanks de concurrentie van egoïstische mensen. Door de verschillende aspecten van altruïstisch gedrag te begrijpen, kunnen we een betere samenleving opbouwen.